Eenzame uitvaart #4

Eenzame uitvaart Rotterdam, nummer 4
I.M. J. H. F.
geboren 12 augustus 1930 te Rotterdam, overleden 4 januari 2009 in het Sint Franciscus Gasthuis te Rotterdam.
Algemene Begraafplaats Crooswijk, dinsdag 13 januari 2009
Dichter van dienst: Menno van der Beek

Van de overledene is hoegenaamd niets bekend. Hij was ongehuwd, ouders en enige halfbroer overleden en geen verdere familie. Hij woonde alleen, ‘als een kluizenaar’ in een buurt in Rotterdam-Hillegersberg, in een straat die naar Apollo is genoemd, Griekse god van de kunsten en wetenschappen, het licht en de geneeskunde. Wie weet heeft dat hem geïnspireerd om zijn lichaam ter beschikking van de wetenschap te stellen. Maar de wilsbeschikking bleek ongeldig te zijn.

Op 30 december 2008 werd J. H. F. opgenomen in het Sint Franciscus Gasthuis, waar hij op 4 januari 2009 overleed. Zijn stoffelijk overschot werd tot nader order in het mortuarium van het ziekenhuis opgeborgen. Maar omdat niemand het lichaam opeiste werd de dienst Wet op de lijkbezorging ingeschakeld, die vervolgens de firma Goetzee Uitvaartverzorging de opdracht gaf ‘tot regeling van een begrafenis op de Algemene Begraafplaats Crooswijk.’ Dag en tijd werd vastgesteld op dinsdag 13 januari 2009, om 09.30 uur.

De beurt is aan Menno van der Beek om een gedicht te schrijven en aan het graf te lezen. Ik mail Anne Vegter, de volgende op de lijst van onze Poule des doods, met de vraag of ze mee wil te lopen, om te oefenen als het ware, maar zij is jarig en ziek. Ester Naomi Perquin is ook grieperig maar zij denkt dat ze dinsdag wel beter is.

Het is drukker in de stad dan ik op deze vroege ochtend had verwacht. Als ik bij de begraafplaats aankom zie ik de lijkauto met de drager nog net een pad inslaan. Ik haast me de ‘stoet’ in te halen. Menno en Ester lopen in het zwart gekleed achter de wagen. Dan volgt het ritueel waar ik langzamerhand aan gewend begin te raken. De dragers nemen de kist op en lopen op een teken van de uitvaartleider in gelijk tred naar het graf. Als ik de scherpe rand van de kist op hun schouders zie, denk ik altijd dat de verpakking zwaarder is dan de inhoud. Maar het is hun werk. Het graf is in gereedheid gebracht. J. F. is de eerste van de drie mensen die in deze kuil komen te liggen. Alvorens Menno zijn gedicht leest, slaat hij een kruis en na de lezing nog eens. Ik vraag me af of dat wel gepast is, want het kan zijn dat de overledene niet godsdienstig was of misschien zelfs een papenhater. Anders was er wel een priester aanwezig geweest. De kist zakt langzaam met de bloemen van de Gemeente Rotterdam en het bosje witte rozen dat Menno er op heeft gelegd. In een sloot aan de rand van het kerkhof struikelt een reiger over een stuk ijs dat verraderlijk boven het smeltwater uitsteekt. De vrieskou is uit de lucht. Het begint zachtjes te regenen.

*

J. F. wilde zijn lichaam geven
ten bate van de wetenschap. Dat is geweigerd:
de alledaagse wetenschap zal hem niet krijgen
omdat het formulier niet juist is ingeleverd.

Maar, deze afwijzing berust op een vergissing
en doet ook niet ter zake. Want dit is
de enige en algemene kennisgeving
bij het begin van een gedurfd experiment –

U laat het lichaam achter. En ons allemaal
en u neemt alle tijd. Omdat u bezig bent:

u dient de wetenschap. U hebt de stap gezet.
U weet nu hoe het is. En wij weten dat niet.

Wij staan hier maar verdrietig. U weet bijna alles
van wat er ons uiteindelijk te weten valt.

[coda]

Met deze nieuwe wetenschap laten wij hem
dan nu alleen. En Dona Eis Requiem.

© gedicht Menno van der Beek © verslag Rien Vroegindeweij