Eenzame uitvaart nummer 8, Rotterdam
I.M. C. B.
(geboortedatum en tevens overleden op: 28 juni 2010)
6 juli 2010, 15.30 uur, crematorium Hofwijk, Rotterdam
dichter van dienst: Daniël Dee
Op donderdag 1 juli 2010 word ik gebeld door Peter Boertjes, klantmanager van de Afdeling Stedelijke Zorg Team 3 van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Rotterdam over een ophanden zijnde eenzame uitvaart. Ongeveer een week eerder belde Rien Vroegindeweij me op met het verzoek om tijdelijk de coördinatie van de eenzame uitvaarten in Rotterdam over te nemen, omdat hijzelf op vakantie ging. Rien vertelde me tijdens het telefoongesprek dat hij geen drukte verwachtte. Maar hij is koud een week weg of de eerste eenzame uitvaart dient zich al aan.
Het gaat om C. B., een doodgeboren baby van vierentwintig weken. Over de achtergrond is weinig tot niets bekend. Een en ander heeft plaats gevonden in het Sofia kinderziekenhuis in Rotterdam. Beide ouders hebben aangegeven nergens voor te willen zorgen. C. is in zekere zin een grensgeval. Was zij een week eerder levenloos ter wereld gekomen dan was het bij wet niet verplicht om haar te begraven danwel te cremeren. Er is overigens gekozen om het lichaam van C. te cremeren.
Op dinsdag 6 juli is het mooi weer en ik besluit op de fiets naar crematorium Hofwijk te gaan. De fietstocht van een half uur voert mij langs de Schie in een bijna landelijk gebied, zeker voor Rotterdamse begrippen.
Omdat ik iets te vroeg ben mag ik plaatsnemen in de ontvangstruimte. Op een groot lcd-scherm is de naam C. B. reeds geprojecteerd. Een crematorium medewerkster loopt voorbij en zegt: ‘C., mooie naam.’ Ik knik ter bevestiging.
Om 15.30u begint de plechtigheid. De aanwezigen zijn, buiten mijzelf, drie medewerkers van crematorium Hofwijk, Peter Boertjes en een collega van hem. Wij worden onder begeleiding van muziek de kleinste aula van het complex ingeleid, genaamd Lilium. In het midden staat pontificaal een roze kist. De kist is bijzonder klein, hij heeft nog niet eens de lengte van mijn onderarm. De aanblik raakt me, hoewel ik van tevoren had kunnen bedenken dat de kist niet al te groot zou zijn.
Als de muziek is afgelopen draag ik mijn gedicht voor.
Voor C.
de zon heeft nooit in je ogen gestaan
jij kwam niet verder dan de baarmoeder
die omgekeerde echo waar alles begint
na die levengevende vonk in die extra tijd
was je een mens in wording net als wij
even nietig als de rest leefde je zonder
adem zonder lucht maar met gewaarwording
noem het zoete dromen van melk en honing
je zou een oneindige lijst kunnen opstellen
van alles wat je niet zult beleven
daar gaat het niet om, het gaat om wat er was
en dat is altijd iets extra’s dat is altijd iets
de wereld zucht toch al zo lang
om alle onrechtvaardigheid
al die zuchten nemen je nu mee
hoger en hoger een wervelwind
van melk en honing naar de zon
en al je suikerspinnendromen
schitteren in je ogen met duikvluchten
en salto’s in een oneindige achtbaan
van moedige vrolijkheid en helder gelach
je reis eindigde dan wel abrupt voor hij begon
er kan je nu niets meer gebeuren
Ik leg mijn gedicht op de kist en de muziek wordt weer aangezet ten teken dat wij de afscheidsruimte kunnen verlaten.
© gedicht en verslag Daniël Dee